donderdag 28 juni 2012

De boyband formule


Eind jaren 80 ben ik geboren, dat betekent dat ik mijn kindertijd in de jaren 90 beleefde. Heel symbolisch, in het jaar 2000 ging ik naar de middelbare school. Mocht ik ooit een autobiografie schrijven, dan beschouw ik het einde van de twintigste eeuw als het eind van mijn kindertijd en begin van mijn ontluikende puberteit.
Terug naar de boybands, als 90’s kid ben ik er goed bekend mee. De voornaamste waren voor mij de Backstreet Boys, daarnaast had je ook nog 5ive, ’N Sync, Another Level en Westlife. Mijn favorieten waren de BSB en 5ive. Westlife vond ik oersaai, Another Level had maar één hitje en ’N Sync werd in Nederland pas echt bekend toen ik al op de middelbare school zat. Toen had ik mijn boybandliefde al een beetje achter me gelaten.

Regelmatig als ik alleen thuis ben ga ik oude filmpjes youtuben en pas waren de BSB aan de beurt. Ik kon álles meezingen van voor tot eind, ongelofelijk hoe het vrouwelijk brein toch kan werken soms. Voor songteksten heb ik een fantastisch geheugen, terwijl ik me van al die jaren wiskunde nauwelijks iets kan herinneren.

Boybands waren altijd zo opgezet dat je voor ieder type meisje wel één type jongen had. In de praktijk kwam het er vaak op neer dat je één (of soms twee) heel erg knappe jongens had, één die wat minder knap was maar wel heel goed kon zingen, één wat ruiger type zodat de band niet alleen ballads hoefde te doen en daarnaast één of twee ‘opvulsels’ voor de achtergrondzang en dans.

Bij de BSB is dit patroon heel duidelijk en het viel me op toen ik de filmpjes terugzag. Nick Carter is de 100% hunk wiens taak het is om de meisjes te laten wegdromen. De Justin Bieber van de jaren 90, nu is bij puberjongens het ‘Bieberkapsel’ populair, destijds had de ‘Nick Carter’. De gordijntjes met een middenscheiding en lekker lang en op één lengte.  
Nick kon aardig zingen maar Brian was de beste zanger. Brian heeft een wat brede neus en krampachtige lach maar een stem als een engel. Hij krijgt verreweg de meeste solo’s en ook live is hij de sterkste zanger. Hij is één van de weinigen (naast Nick) die na de BSB nog succesvol is blijven zingen. Dan heb je AJ. AJ is de bad boy, hij heeft een baardje, een zonnebril en een hoop tatoeages. Hij zingt in ieder liedje wel een couplet. Zijn stem is wat ruiger en volwassener dan die van de andere boys. AJ was mijn favoriet en dat is hij nog steeds. Ik viel altijd al op de bad boys van boybands. AJ heeft een drugs – drankverslaving gehad en in een afkickkliniek gezeten. Eigenlijk ben ik een beetje trots op hem, hij is een echte bad boy en niet alleen eentje die door de pr was bedacht. Goedzo AJ.
AJ was volgens mij vooral om de wat oudere meisjes aan te trekken die Nick wat te soft vonden. En voor meisjes die niet vielen op jongens met blonde haren en blauwe ogen, meisjes zoals ik bijvoorbeeld. Ik was pas acht maar hield toen al van de minder jongensachtige types. Mijn smaak in mannen is eigenlijk nauwelijks geëvolueerd.

Dan heb je nog Kevin en Howie. Kevin zingt ook regelmatig. Hij is knap maar duidelijk wat ouder is dan de andere boys. Hij heeft donker haar en een ringbaardje en lijkt de stillere van de vijf te zijn. Zijn taak is af en toe zeer doordringend de camera inkijken met zijn mysterieuze blik.
En dan heb je Howie. Het ‘Oh ja, die was er ook nog’ lid van boy – en girlbands die er altijd inzaten. Howie is best knap, hij zingt best leuk maar hij heeft nooit belangrijke solo’s en staat weinig vooraan bij dansjes. Howie valt niet zo op. dat doen de andere jongens al genoeg. Dat geeft niets want de BSB zijn zo netjes met vijf man. En met vijf man heb je een aardig, volle zang en het staat mooi met dansjes. Bij 5ive had je ook zo’n lid, Sean, ook een ietwat nietszeggend boybandlid voor de opvulling.

Ik viel altijd op de bad boys. Bij 5ive was Jay mijn favoriet, de met de wenkbrauwring ja. Alle meisjes in mijn klas vonden hem maar vies dus deed ik alsof ik Scott de leukste vond, maar dat was helemaal niet. Groepsdruk in groep 8. En Westlife vond ik allemaal saaie softies. Wat mij betreft moeten AJ en Jay een keer optreden als ‘bad boy duo’. Ik zit op de eerste rij met een spandoek. 

maandag 25 juni 2012

Want van soep krijg ik nooit genoeg


Ik ben opgegroeid met veel Nederlands eten maar bietjes heb ik vroeger nauwelijks gegeten. Mijn ouders hielden er niet zo van, net zoals dat ze een hekel hadden aan rode kool. Ik heb dus pas op latere leeftijd goed kennis gemaakt met de paarse groentesoorten. Paars, want een rode kool is helemaal niet rood, die is paars. Na het koken zijn je handen, snijplanken, pannen én de rest van je keuken ook helemaal paars als je niet oplet.
Bietjes zijn heerlijk. Dit is een makkelijk, goedkoop doch voedzaam soepje. En helemaal paars, daar krijg je vanzelf honger van.

Benodigdheden (voor ongeveer 2 flinke kommen soep)

500 gram voorgekookte bieten met bietensap uit verpakking
1 grote appel (ik gebruik altijd jonagold of elstar)
1 ui
1 stengel bleekselderij
1 maggiblokje
1 liter water
3 eetlepels balsamicoazijn
1 eetlepel olijfolie/boter
Peper en zout

Optioneel: feta/zure room en peterselie

Snijd eerst de ui, bleekselderij, appel en bieten in blokjes. De appel hoeft niet geschild te worden, door het koken wordt de schil zacht genoeg om uiteindelijk op te slurpen. Verhit de olie of boter in een pan en bak eerst de ui en bleekselderij een paar minuutjes tot ze glazig worden. Voeg daarna de appel- en bietenstukjes toe en bak deze een paar minuutjes mee. Voeg wat zout en peper toe. Giet daarna het water over de groente heen totdat alles onder staat en laat het maggiblokje oplossen. Ik gebruik zelf maar één blokje omdat ik deze soep niet te zout wil hebben. Voel je echter vrij om meer zout toe te voegen.
Laat de soep lekker sudderen op een zacht vuurtje totdat alles zacht genoeg is geworden om het te pureren.
Dit zal ongeveer twintig minuten duren, in deze kostbare tijd kun je de keuken opruimen, afwas doen, je moeder bellen, email checken of gedachteloos naar buiten staren. Ik kies meestal voor een combinatie van dit alles, dan is de tijd wel weer gevuld.
Als alles goed gaar is kun je de pan van het vuur halen en met een staafmixer de soep pureren. Laat het heel even afkoelen en voeg naar smaak extra zout en peper toe en balsamicoazijn. Het zurige azijn haalt de zoete smaken van de bieten en appel extra naar boven.
Vervolgens kun je de soep afmaken met zure room, slagroom of peterselie. Ik eet deze soep het allerliefst met wat verkruimelde, écht lekkere feta, de schandalig dure van de kaasboer.
Het zoutige van de feta met de zoetige soep is een fantastische combinatie. Eet smakelijk!


zaterdag 23 juni 2012

Lekkere tomatensoep


Ik ben dol op tomatensoep. Maar niet iedere tomatensoep is lekker. Sterker nog, heel veel tomatensoepjes vind ik juist vies. Vroeger haatte ik tomatensoep maar dat was omdat ik eigenlijk alleen die soepen uit blik kenden. In die blikken zit verdacht weinig dat met tomaten te maken heeft. Tegenwoordig maak ik graag verse soep van lekkere tomaten. Het Nederlandse klimaat verplicht mij tot wachten op de zomer voor het maken van mijn soep. De tomaten zijn dan geurig, dieprood en sappig, ideaal voor mijn soep. Die waterige kasklappers die we in de andere seizoenen hebben hoef ik niet in mijn soep. Mocht je in de winter ineens ongelofelijk veel zin hebben in verse tomatensoep, pak dan tomaten uit blik. Geloof me, die zijn tien keer beter (en goedkoper!) dan die dure, ‘oranje’ golfballen die buiten de zomer in de supermarkten liggen.

Ik ga in de zomer vaak langs mijn vaste groenteboer om een hoop tomaten te halen. In deze tijd van het jaar en wat later in de zomer zijn de tomaten spotgoedkoop. Denk aan een euro voor een kilo of anderhalf. Geen geld! Ik koop vaak een kilo of twee in één keer en laat deze een week rijpen om ze lekkerder te krijgen. En dan is het tijd om mijn holy soep te maken! Dit is het absolute basisrecept, als ik zin heb voeg ik meer groente toe zoals wortel of maak ik het kruidiger met rozemarijn, rode peper of tijm.

Wat heb je nodig?

- Twee kilo tomaten (ik herhaal: lékkere tomaten!)
- Twee uien
- Twee stengels bleekselderij
- Twee teentjes knoflook
- Water (ongeveer een halve liter, ligt aan de hoeveelheid sap uit de tomaten)
- Verse basilicum
- Olijfolie
- Peper en zout

Zoals je ziet, een heel makkelijke no-nonsense soep. Snipper eerst de uien en laat deze aanfruiten in de olijfolie, ongeveer 3 eetlepels. Ik gooi de in stukjes gesneden bleekselderij er altijd redelijk snel bij. Snijd of rasp de knoflook in kleine stukjes en laat deze even meefruiten tot het lekker gaat ruiken. Gooi hier alvast wat zout en peper doorheen. Voeg daarna de tomaten toe die je in kwarten hebt gesneden. Je hoeft ze niet te ontvellen maar dat mag wel. Ik heb het zelf ook wel eens eerder gedaan en eerlijk gezegd merkte ik weinig verschil, je pureert alles toch op het einde. Bespaar jezelf de moeite van het ontvellen en gooi alles lekker in de pan. Laat de tomaten met de olie, uien en knoflook ongeveer een halfuurtje sudderen tot de tomaten uit elkaar vallen. Roer het regelmatig door. Zijn na een halfuur de tomaten nog steeds niet uit elkaar gevallen? Laat ze dan gewoon wat langer opstaan, ik laat ze vaak genoeg een uur opstaan en controleer regelmatig of ik het door moet roeren. Als de tomaten uit elkaar vallen en ze veel sap loslaten, voeg dan wat water toe. Hoeveel je hiervan nodig hebt ligt aan de hoeveelheid sap die uit de tomaten komt. Ik doe het op gevoel, ongeveer net zoveel dat je tomaten net niet onderstaan. Laat alles weer twintig minuten doorkoken (eventueel wat langer). Pureer de soep met een staafmixer of blender en breng op smaak met verse basilicum, peper en zout.

Wat heel erg lekker is met verse tomatensoep is geitenkaas. Brokkel wat geitenkaas door je soep heen en geniet!

dinsdag 19 juni 2012

De beste schrijver van België

Wat ik nu wil gaan doen is mijn liefde verklaren aan het werk van Jan van Loy. Van Loy is sinds enkele jaren een van mijn favoriete Nederlandstalige schrijvers.

Bij Vlaamse schrijvers denken veel mensen aan grootheden als Tom Lanoye, Dimitri Verhulst en Kristien Hemmerechts. Bekende namen die veel aandacht van de media krijgen en wiens boeken tot aan de plafonds worden gestapeld in de boekwinkels.
Een schrijver waar ik de Nederlandse media en de Nederlandse lezers om mij heen een stuk minder over hoor is Jan van Loy. Wellicht, of hopelijk vergis ik me enorm en is er buiten mijn weten om een enorme schare fans. Anders dan dat verspreid ik het graag het Van Loy evangelie.

Mijn oude docent Vlaamse letterkunde vertelde een paar jaar geleden over een bepaald cliché dat vaak wordt gebruikt om het verschil tussen Nederlandse en Vlaamse schrijvers aan te duiden: Nederlanders schrijven met hun hoofd, Vlamingen schrijven met hun buik.

Als ik kijk naar de meeste schrijvers die ik heb gelezen klopt dit cliché grotendeels, het is niet voor niets een cliché natuurlijk. Een typische ‘hoofdschrijver’ is bijvoorbeeld Harry Mulisch. Het is niet zo dat de beste Mulisch zonder emoties of ervaring schrijft, integendeel. Maar zijn werk staat er om bekend dat het uiterst zorgvuldig is opgebouwd; ieder detail is precies uitgekiend, iedere naam is zorgvuldig bedacht, over iedere dialoog wordt dagenlang nagedacht. Niemand, helemaal niemand zal de grote Mulisch op een toevalligheid kunnen betrappen. W.F. Hermans sprak lang geleden al dat er in Mulisch’ oeuvre geen mus van het dak kan vallen zonder dat het gevolgen heeft.
Aangezien een redelijk grote hoeveelheid lezers in Nederland wel ooit iets van Mulisch heeft gelezen, mag het wel duidelijk zijn wat er ongeveer met een hoofdschrijver bedoeld wordt.

Veel Vlaamse schrijvers staan er echter om bekend dat ze ‘buikschrijvers’ zijn, twee goede voorbeelden zijn Tom Lanoye en Dimitri Verhulst. Een buikschrijver bereidt niet ieder boek tot in uiterst detail voor maar begint ‘gewoon’ met schrijven. Dat ‘gewoon’ laat ik tussen haakjes staan. Een goede buikschrijver laat in ieder geval niet de indruk achter dat zijn of haar boeken volledig uitgekiend zijn.
Buikschrijvers Lanoye en Verhulst gebruiken beiden hun leven als grote inspiratiebron: rauwe, ietwat ranzige beschrijvingen van hun ontluikende, wel of niet heteroseksuele gevoelens, hun naaste familie zoals ouders en broers die de nodige indrukken hebben achtergelaten, anekdotes over buurvrouwen en slagersdochters die op het eerste gezicht geen belangrijke functies lijken te hebben in het verhaal. Niet alles dat in het leven gebeurt heeft immers een functie. De buikschrijver is een schrijver die voelt wat hij of zij opschrijft, die soms in het wilde weg lijkt te schrijven en die het vaak wat minder nauw neemt met de zorgvuldigheid die de hoofdschrijver nu juist zo kenmerkt.

Jan van Loy is anders. Van Loy is een hoofdschrijver. Hij schrijft niet of nauwelijks over zijn eigen leven maar over het leven van anderen. Alfa Amerika is een grandioos voorbeeld van diverse verhalen die van Loy met elkaar weet te verweven. Deels is fictie, deels is gebaseerd op de geschiedenis. Het strookt niet volledig met de ware gebeurtenissen maar van onzorgvuldigheid kun je Van Loy absoluut niet beschuldigen. Van Loy is een uiterst nauwkeurige verhalenverteller. Zijn verhalen zijn geconstrueerd en bedacht. Hij is geen buikschrijver die zijn verhaal kwijt 'moet' maar een rasechte stylist.

Ik, Hollywood is zijn nieuwste werk. Wederom een epos gebaseerd op elementen uit de Amerikaanse geschiedenis. Net als in Alfa Amerika heeft Van Loy als inspiratiebron een bekende Amerikaan genomen en een verhaal geschreven rondom zijn leven. De inspiratiebron dit keer is Louis. B. Mayer, de baas van Metro-Goldwyn-Mayer en een van de eerste Hollywood moguls. De hoofdpersoon heet Louie Peters. Aan het begin van de roman is hij een zeventienjarige jongeman die samen met zijn broer Charlie de eerste stappen zet op wat ooit Hollywood zou worden: ze gingen ‘filmpjes’ maken. Louie groeit uit tot de grootste baas van Hollywood en zijn naam wordt tot in Europa bekend. Behalve het levensverhaal van de harde maar toch gevoelige Louie, dat bol staat van de intriges en schandalen, ziet de lezer wat meer van het almachtige Hollywood uit de eerste helft van de twintigste eeuw. De wereld achter de zwart-wit filmpjes, met of zonder geluid. 

Tegenwoordig, in het 3D tijdperk, doen die filmpjes ons vaak wat melig en simpel aan, maar toentertijd waren ze ontzettend populair. De Angelina’s en Brad’s van toen waren ware filmsterren. Hun pasgeborenen werden destijds nog niet schaamteloos op de voorkanten van schreeuwerige tijdschriften geëxploiteerd. Vrouwelijke filmsterren mochten nog cellulitis hebben want ze werden toch niet door paparazzi gefotografeerd op het strand. De filmsterren hadden toen nog mysterie om zich heen hangen, iets dat van oudere tijden is.

Jan van Loy heeft mij een klein beetje van die magie laten zien en daar ben ik hem dankbaar voor. Ik kan heel kort zijn: Van Loy is een schrijver die iedereen moet lezen.

zondag 17 juni 2012

De nadelen van het bestaan van een neerlandicus

Ik heb Nederlandse taal & cultuur gestudeerd, dat maakt mij een neerlandicus. Of neerlandica, als we correcte congruentie willen bedrijven. Ook over de studie Nederlands hebben veel mensen een mening, het maakt niet uit of ze nu wel of niet weten wat de studie inhoudt.
Als ik voor iedere keer dat ik te horen heb gekregen ‘Of ik nog geen Nederlands kon?’ of ‘Ik vast leraar zou worden’ een euro had gekregen, had ik nu mijn studieschuld af kunnen betalen. Nederlands sprak ik gelukkig al voordat ik het ging studeren en nee, ik ben geen leraar. Een soort leraar dan.

Ook schijnen veel mensen te denken dat ik een soort wandelende Van Dale ben die te pas en te onpas weet te strooien met obscure woordbetekenissen. Dat zou best leuk zijn maar nee, niet waar. Ik weet wel redelijk veel over taal wat betreft grammatica en spellingsregels, maar dat heb ik meer te danken aan de schoolboeken waaruit ik bijles moet geven dan aan mijn studie. De colleges syntaxis behoren tot mijn verre verleden, net als de rest van mijn eerste jaren op de universiteit. Terug naar de Van Dale-op-pootjes; van veel woorden weet ik de betekenis helemaal niet. Of ik weet het ergens wel, maar kan het niet uitleggen. Mijn leven is soms echt heel moeilijk.

Als je Nederlands hebt gestudeerd komen mensen soms op je af met allerhande taalkwesties. Ook ik moet er regelmatig aan geloven. Ik word nietsvermoedend opgebeld met de vraag of ‘Het nu een aantal mensen dat’ of ‘Het aantal mensen die’ is. Dat soort ongein. Zelf ben ik ondanks mijn achtergrond absoluut geen taalnazi. Ik zie spelfouten vaak nog niet eens als ik een tekst lees, behalve als ik ervoor betaald krijg (heus). Mijn vader is echter genadeloos en verbetert iedere nietsvermoedende ziel die op zijn pad komt. Hij zegt er dan bij: ‘Ja ik weet dat, want mijn dochter heeft NEDERLANDS gestudeerd.’ Heel erg goede reden. Maar als mijn vader, dus wel met recht een taalnazi te noemen, er zelf ook niet uitkomt, schakelt hij het grof geschut in. Dan belt hij mij: ‘Sophie, er staat een gigantische spelfout in de Volkskrant, ik denk tenminste dat het fout is. Het is fout toch? Dat kan toch helemaal niet?’
‘Ik eeh..zoek het even voor je op! Ik bel je zo terug.’

Meestal heeft hij gelijk. Uit zichzelf. En heb ik de ANS (gelijkende de Bijbel) moeten raadplegen voordat ik een zinnig antwoord kon geven. Niet zozeer omdat ik geen idee had maar omdat ik bang was dat ik het fout zou hebben. Want dan krijg je het volgende scenario voor je kiezen: ‘Hoe kun JIJ dat nu fout hebben? Jij moet dat toch weten? Jij hebt NEDERLANDS gestudeerd!’

Doodsbang ben ik om spelfouten te maken. Ik ben zelfs bang dat ik spelfouten maak op facebook en twitter. Mijn ‘spontane’ berichtjes kijk ik altijd zorgvuldig na.  Pas heb ik gedroomd dat iemand in een blog dertig spelfouten had gevonden en ze allemaal in één heel erg lange comment oranje had gemaakt. In mijn droom moest ik huilen. Ik werd wakker en dacht gelukkig al snel dat het gewoon een heel erg nare droom was. Zoiets kán helemaal niet gebeuren, ik heb immers Nederlands gestudeerd. En ik kijk mijn berichtjes een keer of drie, vier na voordat ik ze publiceer. Minstens. Ik zoek dan wel veel op, stiekem weet ik heus wel iets. 

dinsdag 12 juni 2012

Brief aan Tori Amos


Lieve Tori,

Tori, godin der Bösendorfer, priesteres der singer-songwriterdom, abdis der vrouwelijke jaren 90 zangeressen, geliefd door velen, ik luister al zo ontzettend lang naar je muziek. Ik was dertien toen ik je eerste CD kocht, ‘Strange little girls’. Al snel volgden ‘From the Choirgirl Hotel’, ‘Under the pink’ , ‘Little Earthquakes’ en ‘Boys for Pele’. Jouw muziek liep als een rode draad door mijn puberjaren. Ik luisterde allerlei dingen, van Razorlight tot Beastie Boys, maar kwam steeds terug bij jou.
Wat jij in de jaren 90 al deed, dat doen veel vrouwelijke popzangeressen nu. Suffe pianomutsen als Birdy en Laura Jansen moeten jou dankbaar zijn, jij bent degene die voor hen de baan heeft vrijgemaakt. MTV behandelde jou als een paria omdat je niet zo heel lieflijk was, en dat moest je wel zijn.

Nee jij werd niet beroemd met kwelende covers over de liefde;  jij zong over je verkrachting, over gemene vrouwen, over miskramen, over seks, over masturbatie, over de dood. Je zong ook over de liefde, vooral over de pijn die zij je heeft gebracht. Je kwijlde en gruntte op het podium, je gaf een biggetje de borst, je stak je middelvinger op naar de kerk, je haalde uit naar medezangeressen als Madonna, je was vaak onuitstaanbaar trippy in interviews, maar het gaf allemaal niets.
Ondertussen speelde je de sterren van de hemel achter je piano, met de benen wijd en de haren los. Je was niet zomaar iemand, je bespeelde, nee je bereed die piano alsof je leven ervan af hing.
Tegenwoordig noemt men Lady Gaga een ‘aparte’ zangeres. Ik zeg je dit, Lady Gaga is helemaal niets bij wat jij was. Over seks kan ze nog wel zingen, laten we de rest maar niet vragen. Jij had geen jurk nodig die gemaakt was van vlees, jij had genoeg aan jezelf. Toegegeven, je bepaald niet gemakkelijke teksten waren voor mij als schoolkind nog wat ondoorgrondelijk. Sterker nog, dat zijn ze vaak nog steeds. Maar je oude platen, die hoef ik niet volledig te begrijpen, die vóel ik.

Die nieuwe CD’s luister ik niet eens meer Tori. Dat vind ik jammer. Het probleem is, ze zijn zo vreselijk sáái. Lamlendige, lieflijke pianodeuntjes over vlinders en wolken. En af en toe een quasi-heftig uitstapje naar vroegere tijden. ‘Scarlet’s Walk’ vond ik nog wel mooi maar daar ging het al de ‘mellow’ kant op, zo zeggen die Amerikanen het. ‘Mellow’, kabbelend, makkelijk aan te horen, engelachtig, niet vervelend, niet roerend. Er is geen goede Nederlandse vertaling.

Ik hoopte destijds nog dat je jaren 90 Tori nog wel terug zou komen. Maar die kwam niet meer. Ik verloor je even uit het oog. Toen werd het 2007: American Doll Posse kwam uit. Ja, deze was weer iets heftiger, iets minder lief. Ik kreeg weer een sprankje hoop en ik kocht zoals vanouds je gloednieuwe CD. Die hele act daaromheen met die pruiken en die verschillende ‘personages’ was nogal geforceerd. Een beetje Madonna-achtig met haar huup huup Barbatruuk. En ik dacht nu juist dat jij Madonna niet leuk vond. Ik zag je dat jaar live in Amsterdam en dat was heel erg mooi, al hoopte ik stiekem dat je gewoon Glastonbury 1998 over zou doen en dat ik heel even in Engeland was voor dat legendarische concert. Maar helaas, met je blonde en zwarte pruik speelde je voornamelijk de nieuwere nummers. Als ‘Pip’ en weet ik nog meer wat voor veredelde Sesamstraatkarakters je had verzonnen. Ik wil je niet afkraken vanwege je uiterlijk maar je gezicht is fucked-up Tori. Door die verdomde plastische chirurgie, je ziet er eng uit nu. Een heks. En je lijkt nog oud ook. Eerst was je zo’n mooie vrouw. Ik wilde er net zo uitzien als jij. Ik verfde zelfs mijn eigen haar rood. Zonde.

Je nieuwere CD’s zijn gewoon een beetje jammer. Ik weet dat je nu gelukkig bent en dat je een heel erg lieve man hebt en een heel erg schattige dochter. Ik gun het je van harte, maar het niveau van je muziek is gedaald tot een bedroevend Skyradio niveau. Het is geen goed teken dat je nu wél op de radio wordt gedraaid, lieve Tori. Samen met Marco Borsato en Keane. En Birdy, die godvergeten Birdy.

De tijd dat je kampte met liefdesverdriet en miskramen waren de vruchtbaarste tijden voor je muziek. Toen maakte je het rauwe en experimentele ‘From the Choirgirl Hotel’, het compleet onbegrijpelijke maar oh-zo-mooie ‘Boys for Pele’ en eerder natuurlijk de poëtische albums Little Earthquakes en Under the Pink. Ik luister ze nog regelmatig en zucht dan diep. Omdat ik het jammer vind, omdat ik weet dat je niet meer terug komt. Omdat ik weet dat je liever makkelijk geld verdient met makkelijke liedjes voor makkelijke mensen. Het geld is je gegund, je fans blijven je toch wel trouw, MTV draait af en toe een clip van je, als het moet. Maar mij ben je kwijt, lieve Tori. Jij zult mij niet missen, Je kent mij niet, ik jou wel, en om mijn verdriet te verhullen draai ik voor de duizendste keer Little Earthquakes. Omdat ik in het oude wil blijven, koste wat kost.


dinsdag 5 juni 2012

De vadersandalen

Het fenomeen waar het volgende over zal gaan, heb ik enkele jaren geleden vastgesteld toen ik op vakantie was in Amerika. Toen ik omringd was door dit type schoen wist ik het zeker: alle vaders dragen een bepaald type sandaal. Hoe vaak had ik als puber al niet tegen mijn vader gezegd dat zijn sandalen ‘écht niet konden’? Ze zijn onuitroeibaar. Ik zeg het je.

Enkele jaren terug, de mooie zomer van 2009, verkeerde ik enkele weken in het zonovergoten Californië. Het weer was soms wat mistig maar doorgaans zonnig en droog. Kortom, weer dat uitnodigt tot het dragen van weinig kleren en luchtige schoenen. Eén type luchtig schoeisel dat wij meermalen zijn tegengekomen is dat van de sandaal.
Gewoon een simpele sandaal, bruin of zwart of een vaag kleurtje ertussenin, vaak ondefinieerbaar omdat de vader in kwestie zijn vriendjes al jarenlang in de kast heeft staan. Ietwat stoffig door de lange winters dat zij ver weg waren weggestopt in een donkere kast, wachtend tot ze er weer uit werden bevrijd en in de zon werden gelaten. Vaak zijn de sandalen versierd met een paar gele teennagels, harige voet of een sok die ooit wit was.

Wie draagt dan deze sandaal? Dat zijn dus vrijwel altijd vaders. En dan vaders zoals die van mij en die van mijn geliefde. Mannen van middelbare leeftijd met een korte broek, plattegrond in de hand, vissershoedje en een zonnebril met koordje.  Grijzend haar of half kaal, bierbuikje en een baard of snorretje is optioneel. Bijzonder opvallend vonden wij deze ontdekking dat vrijwel iedere voet met dit type sandaal toebehoorde aan een man die voldeed aan het voorgaande scenario.  Naar aanleiding van het zo vaak tegenkomen van dit verschijnsel hebben wij een theorie ontwikkeld, namelijk: vaders van middelbare leeftijd dragen vadersandalen op vakantie.

Wie herkent hier zijn eigen vader op vakantie in? Ik ken in ieder geval twee vaders die aan deze omschrijving voldoen: mijn vader en mijn schoonvader.  Ik weet zeker dat duizenden andere vaders precies dit soort sandalen dragen op vakantie, ongeacht de locatie, ongeacht het weer, ongeacht hun nationaliteit.

Op vakantie dan mogen die sandalen eindelijk weer. Ze zijn niet mooi maar oh wat lopen ze lekker, vooral met een sok erin. Jongens die gaan nog best een jaartje mee, of drie jaar, ze zijn ‘toch maar’ voor op vakantie. Die sok trekken we vervolgens lekker hoog op want korte sokjes, daar doen we niet aan. En witte enkels steken mooi af bij de rest van onze bruine benen aan het eind van de zomer.

De vader is blij dat hij zijn sandaal weer aan kan. Gewapend met zijn rakkers gaat hij de zomer tegemoet. Sandalen aan met korte broek, zonnebril met koordje, petje of vissershoedje en een plattegrond van de plaats van bestemming. Want vader weet precies waar we moeten zijn en wij volgen zijn sandalen getrouw iedere zomer weer. Want die sandalen, dat zijn niet zomaar een paar schoenen. Dat zijn vaders trouwe metgezellen, steun en toeverlaat in vakantietijden.

Mijn vader in zomerkledij kan ik uittekenen met zijn sandalen aan. Compleet met drie brillen, één op de neus, één op het hoofd en één aan een koordje. Als ik deze sandalen ergens zie denk ik aan vakantie in Zuid-Frankrijk, waar het warm was en ik alleen ijsjes wilde eten. Waar mijn ouders me meenamen naar een naaktstrand wat ik afschuwelijk vond als prepuber. Waar ik mijn eerste kus heb gekregen op een ‘Mexicaanse’ camping met drie cactussen. Waar ik urenlang heb getafeltennist en gezwommen in het zwembad. Zonder vadersandalen geen zomervakantie. Ik kan niet wachten tot ik ze weer ergens zie, dan is de zomer pas écht begonnen.